2567 Een beschouwing over het Landbouwcrediet door de Staatscommissie van 1906. De Staatscommissie voor den Landbouw van 1906 heeft in 1911 een Rapport betreffende het Landbouw crediet in Nederland uitgegeven, waarin beschouwin* gen staan van blijvende waarde. Over het verband tussehen het grondcrediet en het vaste* en losse bedrijfscrediet, een verband, dat nog wel eens uit het oog verloren wordt en toch van zoo* veel belang is, schrijft de Staatscommissie de volgende beschouwing: Alvorens over te gaan tot de afzonderlijke beschou* wing van het grondcrediet en het bedrijfscrediet, wil* len wij de vraag bespreken, hoe ver men gaan mag met het opnemen van geld en welk onderling verband be* hoort te worden gelegd tussehen de drie hoofdsoorten van het landbouwcrediet: het grondcrediet, het vaste bedrijfscrediet en het losse bedrijfscrediet. Vanzelf komen daarbij de gevaren ter sprake, die ontstaan, wanneer men bij het gebruik maken van ere* diet te ver gaat. Want, al hebben wij gezien de groote voordeelen aan het verleenen van crediet verbonden, zoo moet toch ook gewezen worden op de schaduw* zijde van het te veel en lichtvaardig opnemen van crediet. Zien wij eerst, hoever de landbouwer gaan mag met het verbinden van den grond door het vestigen van hypotheek. Zelden kan meer dan 2/3 der waarde als hypotheek op den grond worden verkregen. Deze marge is noodig en in ons land in den regel ook voldoende om de hypothecaire geldschieters te waarborgen voor de hoofdsom met de rente en kosten tegen de gevolgen van een eventueelen teruggang der grondprijzen. Van het standpunt van den landbouwer echter doet zich de vraag voor, of ook zijn positie nog volkomen veilig mag heeten, wanneer hij genoodzaakt is den grond tot 2/3 der

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1932 | | pagina 3