2526 Er bestaat geen statistiek van de grootte van het bedrag der verschillende voorschotten, die gegeven werden; maar wel kan men uit de statistiek de gemid: delde bedragen van de gegeven voorschotten bereken nen op het einde van ieder jaar. Sinds 1900 werd door de hier bedoelde Boeren leenbanken gezamenlijk aan voorschotten uitgeleend 200.000.000. Daarbij komen nog de voorschotten in loopende rekening, waarvan een volledige statistiek Boekjaar Nieuwe voorschotten. Terugbetaald op voorschotten. 1905 1.047.000 413.000 1910 2.229.000 1.347.000 1915 2.556.000 3.034.000 1920 15.211.000 6.436.000 1925 12.201.000 10.285.000 1926 12.290.000 9.877.000 1927 11.830.000 10.466.000 1928 12.425.000 10.678.000 1929 14.253.000 10.868.000 1930 14.608.000 11.694.000 Boekjaar. Totaal der uitstaande voorschotten. Aantal voorschotten. Gemiddeld bedrag per uit staand voorschot. 1899 f 43.600 248 f 1 76. 1900 221.000 733 301 1905 2.240.000 3.874 578. 1910 7.003.000 10.864 644.— 1915 12.592.000 18.319 687.— 1920 31.091.000 23.860 1.303.— 1925 43.380.000 35.495 1.222.— 1926 45 633.000 37.236 1.225.— 1927 46.997.000 38.492 1.223 1928 48.597.000 39.240 1.238.— 1929 52.015.000 39.807 1.306.— 1930 54.665.000 40.769 1.340.—

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1932 | | pagina 10