2504
hooger. Dit aandeel wordt met kleine sommen lang*
zamerhand volgestort.
Waar wij in Nederland zulk aandeelenkapitaal niet
kennen ligt het voor de hand, dat de Boerenleenbanken
er op moeten bedacht zijn, de Reservefondsen zeer
hoog op te voeren, opdat er zoo weinig mogelijk gevaar
besta, dat de leden aangesproken moeten worden, om
eventueele verliezen te dekken. Daarbij komt, dat het
verschil tusschen de rente, die gegeven wordt voor de
spaargelden en de rente, die voor de voorschotten moet
betaald worden, zeer gering is, zoodat de vorming der
Reserve langzaam gaat.
Vooral in dezen tijd, waar malaise heerscht, mag men
er wel op bedacht zijn de Reserve te behouden en te
vermeerderen, want zoolang de Boerenleenbanken in
ons Land bestaan, is er weinig of geen malaise geweest
in den landbouw; ook in den teruggaanden tijd zullen
de Boerenleenbanken blijken een zegen voor de land*
bouwers en tuinders te zijn, indien maar sterk wordt
vastgehouden aan het beginsel, dat de Boerenleenban*
ken hare soliditeit moeten handhaven.
Volgens bovenstaande bepaling der statuten is het
aan de Algemeene Vergadering voorbehouden, voor*
stellen te doen aan het Bestuur der Centrale Boeren*
leenbank omtrent de hoogte van het Reservefonds. Zou
de Algemeene Vergadering van oordeel zijn, dat de
Reserve harer Boerenleenbank hoog genoeg is, om aan
alle eventueele verliezen het hoofd te bieden, dan kan
zij voorstellen dienaangaande doen.
Maar de beslissing berust bij het Bestuur der Cen*
trale Boerenleenbank.
Welk bedrag als maatstaf is te nemen voor de hoogte
van de Reserven werd reeds in deze Mededeelingen
behandeld op bl. 20312034. Wij verwijzen kortheids*
halve daarheen.
Wanneer het Reservefonds de hoogte heeft bereikt,
die volgens het oordeel zoowel van de plaatselijke Boe*