2503
Dit verlies kan wederom ingehaald worden door de
winsten, die toch gewoonlijk ieder jaar gemaakt wor*
den, maar zoolang zulk verlies op de Balans staat, zal
het moeilijk zijn nieuwe leden aan te werven, wijl deze,
door toe te treden, ook voor hun part in het verlies
deelen. Daarom kan het in zulk geval meer aanbeve*
lenswaardig zijn, om een eventueel verlies door de leden
te laten betalen, wijl dan de Boerenleenbank gemak*
keiijker kan bloeien en het verlies des te eerder is inge*
haald. De mogelijkheid daartoe is geopend door de be*
palingen van Art. 12 der Model-Statuten onzer Boe
renleenbanken.
In Duitschland heeft Raiffeisen oorspronkelijk de
Boerenleenbanken opgericht, zooals zulks nu nog in
ons Land gebruikelijk is.
Maar weldra stootte Raiffeisen op hevigen tegen*
stand, omdat velen, naast en behalve de onbeperkte
aansprakelijkheid, ook een aandeelenkapitaal wensch*
ten. Deze zaak werd in de wetgevende Kamers behan*
deld, en de Wet (Reichsgesetz betreffend die Erwerbs*
und Wirtschaftsgenossenschaften) bepaalde in 7 dat
de statuten eene bepaling moesten bevatten omtrent de
deelname der leden door bijdragen, die men Geschafts
antheile noemde. Maar hoe groot deze aandeelen moes*
ten zijn werd niet bepaald; evenmin het laagste bedrag.
Daarom bepaalde Raiffeisen in de eerste jaren, dat
de Wet daartoe verplichtte, het aandeelenkapitaal op
één Mark per lid Dat was natuurlijk niet de bedoeling
van den Wetgever, maar Raiffeisen had aan de voor*
schriften der Wet voldaan.
Langzamerhand heeft echter Raiffeisen ingezien, dat
zulk aandeelenkapitaal van veel waarde kan zijn, en in
zijn latere levensjaren was Raiffeisen niet meer tegen
een hooger aandeelenkapitaal, en thans geldt in
Duitschland algemeen de meening, dat een flink aan*
deelenkapitaal gewenscht is, om de eventueele verlie*
zen daarop terstond te kunnen afschrijven.
De meeste Duitsche Boerenleenbanken vragen van
de leden een aandeel van 100 tot 500 Mark, soms nog