2492 Toch begon de heer Ruys zijn antwoordrede met de opmerking, dat het de Regeering niet mogelijk is aan alle wenschen te voldoen. Dat het haar niet gegeven is de wereldcrisis op te lossen. Dat zij niet meer kan doen, dan verzachtend op te treden. Dit laatste nu is dan ook ten slotte geschiedt. Al zijn niet alle verlangens bevre digd. Zooals uit de nabloeiërs van het debat denzelfden en den volgenden dag nog wel bleek. En De Nieuwe Koerier schreef: Er is op dit oogenblik zonder twijfel in de Kamer tegenover de Regeering een veel mildere stemming dan eenigen tijd geleden en speciaal is dit tot uiting geko men bij de behandeling van de afdeeling Landbouw, welke dit maal zeer waarschijnlijk voor het laatst on der Binnenlandsche Zaken ressorteert. Het is ongetwij feld wel een gelukkige omstandigheid voor minister Ruys geweest, dat hij de laatste maal, dat hij het land bouwbeleid der Regeering moest verdedigen, meer in stemming en waardeering mocht hooren, dan misschien ooit eer het geval is geweest. Natuurlijk waren er bij de schier niet eindigende lijst der sprekers nog vele klachten, maar de algemeene grondtoon was er toch een van tevredenheid en van dank voor hetgeen de minister eindelijk voor den Land bouw heeft gedaan. Niet alleen van de zijde der Regee- ringsgezinde partijen werd dit erkend, maar ook de op positie bracht in dit verband minister Ruys de hulde, welke deze verdiende. Zoo verklaarde de liberale land- bouwspecialiteit. de heer van Rappard, dat de Regee ring eindelijk haar taak tegenover den landbouw begre pen heeft en zeer verdienstelijk werk voor de boeren heeft gedaan. En zelfs de sociaal-democraat Hiemstra bracht minister Ruys openlijk dank voor de indiening van de Tarwewet, welke volgens dezen sociaal-demo- cratischen landbouwspecialiteit prachtig werk heeft ge daan. De anti-rev. landbouwspecialiteit de heer v. d. Heuvel, die overigens niet heel spoedig tevreden is, ver klaarde thans dankbaar te zijn, al was hij ook nog niet voldaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1931 | | pagina 8