2497 presidium er op aan, van overijlde acties van het wanho pige proletariaat zoo lang af te zien, tot het terrein voor een gemeenschappelijke, zegevierende revolutie van ar beiders en boeren grondig en volledig is voorbereid. De eerste en belangrijkste taak van de communisten (in ge noemde landen) bestaat nu daarin, dat zij hun bijzondere aandacht aan de verarmde en door den nood verbitterde boeren wijden. Het voorlichtings- en organisatiewerk, dat bij hen verricht moet worden, zal wel moeilijk en langdurig zijn, maar anderzijds is het werkelijk loo- nend". De communistische propagandisten behoeven intus- schen niet stil te zitten; menschen overigens, die uitslui tend op actie en agitatie georienteerd zijn, zouden spoe dig voor de beweging verloren zijn, indien zij hun kracht slechts op een werk op zeer langen termijn zouden mo gen richten. Zij zien zich dan ook een taak toegewezen, welke den communist waardig is: zij moeten de jonge generatie voor het sovjet-ideaal pogen te winnen. Maar vooral zullen zij de Katholieke Kerk moeten be strijden. .Zij zullen de geestelijke macht der Katholieke Kerk moeten breken, de eenige macht, welke nog voor het communisme gevaarlijk is en dit actief in den weg staat". De propagandisten moeten „een sterke anti-cleri- cale beweging in het leven roepen", dat is in den tegen- woordigen tijd „veel belangrijker dan een werkloozen- demonstratie door de politie uit elkaar te doen jagen." Het presidium meent dat door deze instructies „een wezenlijke verdieping en verfijning der communistische strijdmethoden" verkregen zal worden. Het is ook veel goedkooper en bereikt zekerder het doel. Want de strijd tegen den godsdienst vindt zooveel bondgenooten in liberalisme en socialisme, dat Moskou de subsidies aan de communistische partijen in Duitschland, Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije met resp. 20, 45 en 60 procent kon verminderen. Maar kostbaar is toch de herhaalde erkenning, dat al leen de Kerk tegen het communisme opgewasschen is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1931 | | pagina 13