2494
verleenen aan door de crisis noodlijdend geworden
land- en tuinbouwers, die met de bestaande vormen van
crediet bezwaarlijk kunnen worden geholpen, doch van
wie met grond mag worden verwacht, dat zij met tijde
lijke hulp de moeilijkheden te boven zullen komen en
het bedrijf in stand zullen kunnen houden.
Deze steun zal de plaatselijke stichting, wier statuten
de goedkeuring behoeven van de Centrale Stichting,
verleenen uit de rente van haar te vormen stichtings
kapitaal, eventueele giften, erfenissen, legaten, schen
kingen en andere baten en voorts uit voorschotten van
de Centrale Stichting, wanneer zij door deze erkend
zijn en voldoen aan de door haar te stellen voorwaarden
en voorschriften. Deze laatste verkrijgt haar middelen
eveneens uit rente van haar stichtingskapitaal, giften
enz. en verder uit rentelooze voorschotten van de pro
vincie.
Deze grondslag voor steunverleening werd Ged. Sta
ten aan de hand gedaan door het hoofdbestuur van den
L. L. T. B.
De steun der provincie zou dan bestaan in rentelooze
voorschotten, voor ten hoogste 10 jaren, tot een maxi
mum van 30 pCt. der bijdragen van de Centrale en
plaatselijke stichting aan daarvoor in aanmerking ko
mende land- en tuinbouwers. De provincie bedoelt al
leen steun te verleenen in die gevallen, waarin als vast
staande kan worden aangenomen, dat met dezen steun
de instandhouding van het betreffend land- of tuin
bouwbedrijf verzekerd wordt.
Provinciale Staten keurden deze regeling goed en ver
leenden Ged. Staten hiervoor een crediet van 30.000,
met de machtiging om dit, zoo het noodig blijkt, te
overschrijden.
De provincie geeft dus, zooals haar gewoonte is ook
in andere gevallen, een aanvullenden steun. Wanneer
de provincie 30 geeft, moet op andere wijze door de
stichting 70 zijn bijeengebracht.
Men verwachtte, dat ook gemeenten hierin zouden
bijdragen, mede om daardoor te voorkomen, dat zij an-