2458
volken de zoo noodige rust en orde terug te schenken.
En intusschen blijft het Christendom verlaten, en
staan millioenen met den rug gekeerd naar de leer, die
alleen verlossing en redding brengen kan!
We zullen weer terug moeten naar Christus, zoo
schreef laatst het Verbondsblad, en ons ootmoedig wem
den tot God.
Zonder Hem kunnen wij niets doen.
Europa zal weer moeten bidden.
Europa, dat in zijn kinderjaren de lessen en wetten
van den Christus leerde, is groot geworden het droeg
eenmaal de kroon der beschaving.
Schoon was Europa toen men in het silhouet der ste*
den en dorpen wèl kerken en kathedralen, maar geen
fabrieks^schoorsteenen afgeteekend zag.
Dat is de ellende van onzen tijd.
Dat het onverantwoordelijke.
Dat is de groote catastrophe dezer wereld, dat men
den Christus en Zijn leer heeft verbannen uit de samen»
leving, uit de menschelijke ziel.
De geschiedenis van het menschdom leert ons, dat
daar, waar de Christus en Zijn leer verdwijnt, ook het
recht en de liefde verdwijnen.
Daar keert terug het koude egoisme van Ninivé en
Babvlon, van het heidensche Griekenland en Rome.
Daar is de liefde niets, het recht niets, daar is het
zwaard, het recht van den sterkste, alles.
Wij moeten weer bidden en werken.
Bidden! Daar zijn we toch geloovige Christenen voor,
Katholieke boeren en tuinders! Het eerste, wat ieder
geloovig mcnsch in alle levensomstandigheden, bij alles,
wat hem overkomt, doet, is: bidden. Dat moeten we
dus ook thans doen!
Bidden en vertrouwen hebben! Wel zwaarder stors
men zijn in den loop der eeuwen over de hoofden van 't
menschdom heengevaren; wel angstvoller tijden
heeft de wereld gekend! Steeds weer deed God uit
het kwade het goede geboren worden!
Laten we dan bidden, dat zulks ook thans weer moge
geschieden, bidden, dat Hij, in Wiens hand het lot