2444
ning met de hulp der overheid direct noodig achtten
en 14 anderen, voor het geval de crisis blijft aanhouden
(Maandelijksche Mededeelingen van de Coöp. Centr.
Boerenleenbank te Eindhoven No. 176, Maart 1931).
Hierbij mag niet vergeten worden, dat in deze provincie
met overwegend gemengde bedrijven, eerst het laatste
jaar de crisis zeer acuut werd.
Een ander bezwaar tegen overheidssteun in dezen
vorm is de moeilijkheid om deze credietverschaffing
goed te regelen en om juist te beoordeelen, wie en in
hoeverre iemand er voor in aanmerking komt.
Geen instituut is er meer geschikt om de voorschotten
te verstrekken en de bank*technische werkzaamheden
te verrichten dan de boerenleenbanken en die vindt
men gelukkig bijna overal in de plattelandsgemeenten.
Ook in Noord*HolIand zijn deze daarvoor aangewezen.
De beoordeeling der credietwaardigheid kan m.i. door
niemand beter geschieden, dan door vertrouwensman*
nen uit het plaatselijke en dit moet met het oog op
veilingen e.d. in ruimen zin worden verstaan vereeni*
gingsleven.
In NoordsHolland ligt deze beslissing thans in handen
van B. en W., zij het dan, dat zij vertegenwoordigers
der bank, die het voorschot zal verstrekken, en der
plaatselijke tuinbouwvereeniging of veiling moeten raad*
plegen in een gemeenschappelijke vergadering. Mijn be*
zwaar daartegen is, dat deze functionarissen lang niet
altijd deskundig zijn en in groote gemeenten, met name
indien deze bestaan uit meerdere kerkdorpen, de men*
schen niet persoonlijk kennen. De gemeente=politiek zal
er ook zooveel mogelijk buiten gehouden moeten wor*
den.
Waar het organisatie*wezen voldoende is ontwikkeld
en ook in staat is een klein gedeelte van het risico mede
te dragen, verdient m.i. inschakeling der organisatie in
den persoon van vertrouwensmannen de voorkeur. Het
zal voor gegadigden ook den zwaren gang om een steun*
crediet verlichten, als zij ontvangen worden door men*
schen, van wie zij weten, dat zij hunne nooden kennen
en die veelal door functies in boerenleenbank, aan-