2440 hypotheken en andere beleggingen uit het land* en tuin* bouwbedrijf worden teruggetrokken, wordt de toestand nog bedenkelijker. Zoodoende is er een categorie land* en tuinbouwers ontstaan, die voor een gewoon crediet niet meer in aan* merking komen, maar van wie toch met grond ver* wacht mag worden, dat zij over enkele kwade jaren zullen kunnen heenkomen, mits zij over het noodige crediet kunnen beschikken om het bedrijf in stand te houden. Juist voor die groep crisisslachtoffers is een bijzon* dere vorm van crediet op zijn plaats. De overtuiging, dat daaraan behoefte bestaat, heerscht thans in breede kringen. Op de eerste plaats wil ik wijzen op het besluit der Provinciale Staten van Noord*Holland, waarbij zij zich voor 70% borg stelden „voor de terugbetaling van voor* schotten met rente en kosten, door de boerenleenban* ken te verstrekken aan de tuinbouwers, wier bedrijven levensvatbaar zijn en op geen andere wijze kunnen wor* den in stand gehouden, mits de overige 30% door de gemeenten hunner woonplaats" naar dezelfde regelen en op dezelfde algemeene voorwaarden, als door de Provincie daarvoor gesteld, worden gegarandeerd. Later werd hetzelfde besluit genomen voor akkerbouwers. In Zuid*Holland geldt hetzelfde voor de gemeenten Ter Aar en Nieuwveen. In de provinciale Staten van Friesland, Limburg, Zee* land en Utrecht zijn overeenkomstige voorstellen aan de orde gesteld. Ze zijn nog in onderzoek of werden er afgewezen, omdat van den eenen kant de behoefte er aan niet algemeen werd gevoeld en van den anderen kant en dit was wel het hoofdmotief een goede uitvoering te moeilijk werd geacht en het risico te groot. Op verzoek van het provinciaal bestuur van Limburg, dat beloofde in dezen diligent te zullen blijven en zich ook in principe tot steun bereid verklaarde, indien de behoefte er aan zou blijken en een geschikte vorm werd gevonden, werd door den L. L. T. B. een steunplan ont*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1931 | | pagina 4