2376
en namens al de Banken, die zij vertegenwoordigen,
te danken voor al hetgeen hij voor de Boerenleenban
ken heeft gedaan in al de lange jaren, dat hij zich wijdde
aan dit schoone werk, zijn werk mag ik wel zeggen. Het
is mij een behoefte hem van harte geluk te wenschen
en de hoop uit te spreken, dat God moge geven, dat
de heer van der Marck nog veel jaren voor onze orga
nisatie moge gespaard blijven.
Als ik kom tot ons agenda-punt zelf, dat het mijn
taak is toe te lichten, n.1. de balans en de verlies- en
winstrekening over het boekjaar 1930, dan doet het mij
een groot genoegen hier uitdrukkelijk te kunnen vast
stellen, zooals ook reeds in het voorwoord van ons jaar
verslag is geconstateerd, dat de resultaten van het afge-
loopen boekjaar alle reden tot tevredenheid geven, en
dat de financieele toestand onzer Bank zooals uit de
cijfers blijkt, gezond is en wederom aanmerkelijk is
versterkt.
Met te meer voldoening en dankbaarheid, en met te
meer nadruk stel ik dit hier nog eens vast, nu er in ver
band met het ziekte-verlof van onzen directeur Kessels,
in verschillende plaatsen van ons land allerlei kwade
geruchten zijn verspreid, met de klaarblijkelijke bedoe*
ling, om de soliditeit onzer Centrale zelf in twijfel te
trekken.
Er is beweerd, dat de heer Kessels met ziekteverlof
zou zijn gezonden, omdat hij zich zou hebben vergre
pen aan de kas, en, laat ik het woord maar uitspreken,
gelden zou hebben gestolen of verduisterd. Daarvan is
natuurlijk geen woord waar M. d. V. Ware het anders,
wij zouden niet geaarzeld hebben daarvan aan onze
Banken aanstonds mededeeling te doen en onze maat
regelen te nemen. Ook van het verleenen van familie-
credieten is geen sprake.
Nu dit alles gelukkig niet waar is, meen ik tegen deze
laffe lasterpraatjes met allen klem en met verontwaar
diging te moeten protesteeren. Wij kunnen niet toelaten,
dat aldus de naam en faam van iemand, die vele en
groote verdiensten voor onze organisatie heeft, op on
ware gronden door het slijk worden gehaald.