„dat er bij den huidigen rentestandaard juist geen aan» „leiding bestaat tot verhooging van de rente der Rijks» „postspaarbank. Maar dat bij verhooging van den alge» „meenen rentestandaard in de toekomst de mogelijk» „heid zou moeten bestaan, om, zoo noodig, ook meer „dan thans te vergoeden, kan ik onderschrijven. Alleen „zou ik meenen, dat desnoods dan de opneming van het „artikel in de wet, dat verhooging mogelijk maakt, ook „tot later zou kunnen zijn uitgesteld. Intusschen kan „ik mij met het voorstel vereenigen, mits bij de vast» „stelling der werkelijke rentevergoeding steeds met „aard en doel der Rijkspostspaarbank wordt rekening „gehouden. De ministers hebben daarover terecht op» „gemerkt, dat de Rijkspostspaarbank niet met particu» „liere instellingen in concurrentie mag treden, noch al „te zeer een beleggingsinstituut voor kleine deposito's „moet worden. Dat is een zeer gezond standpunt. Want „de Rijkspostspaarbank, die alleen reeds door de Rijks» „garantie een belangrijken voorsprong heeft op andere „spaarinstituten, waarbij nog komt, dat zij ook op ver» „schillende punten van het burgerlijk recht door spe» „ciale eenvoudige regelingen een streepje voorheeft, „moet stellig alleen, als ik het zoo noemen mag, een „aanvullende plaats innemen. „Ik meen verder, dat bij de beoordeeling van de vraag, welke rentevergoeding op een bepaald oogen» „blik zal worden aangenomen, niet alleen op de zuivere „spaarbanken moet worden gelet, maar ook en vooral „op een speciale soort instellingen van groot sociaal „nut, die spaarbank» en tevens voorschotbanken zijn „en daardoor geheel van de andere spaarbanken ver» „schillen. Ik bedoel de Boerenleenbanken. „Deze instellingen zijn van veel grooter sociaal be» „lang dan de gewone spaarbanken, en daarom zou ik „van den Minister de uitdrukkelijke toezegging wen» „schen, dat bij de beoordeeling van een eventueele „renteverhooging bij de Rijkspostspaarbank vooral zal „worden rekening gehouden met de rentevergoeding „der Boerenleenbanken, opdat het richtsnoer, dat de „Rijkspostspaarbank zich stelt, vooral ten opzichte van 2394

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1931 | | pagina 22