2390
en de soliditeit van het zeer omvangrijke en heel wat
veelzijdiger bedrijf der Centrale Bank een eisch van
verstandig beleid zijn.
Daar noch het jaarverslag noch de balans of winst*
en verliesrekening mij overigens aanleiding geven om
iets in het midden te brengen, zou ik het hierbij kunnen
laten, ware het niet, dat ik meende hier nog eens ter
sprake te moeten brengen de kosten van de schattin*
gen der hypothecaire onderpanden, welke de heer Kes*
seis uit Heijthuijzen in de vorige Algemeene Vergade*
ring te hoog heeft genoemd.
Ik heb toen reeds aanstonds gezegd, dat die schat*
tingskosten, voor zoover mij bekend, de som van 5.
tot 10.zelden te boven gingen en naderhand is mij
bij onderzoek ook gebleken, dat zij zeer dikwijls niet
hooger dan twee of drie gulden zijn. Echter maakte de
heer Kessels gewag van het feit, dat die kosten tweemaal
25.zouden hebben beloopen.
Ik heb toen den heer Kessels verzocht dit geval ter
kennis van het bestuur te willen brengen, aan welk vers-
zoek de heer Kessels bereidwillig heeft voldaan.
Bij onderzoek is toen gebleken, dat het eigenlijk twee
geheel verschillende gevallen waren en wel het eerste
geval, waarin 25.is toegekend, betrof een schatting
van enkele boerderijen der vereeniging „Eigen Erf".
Daarvoor werd geen rekening ingediend. Het bepalen
der vergoeding werd aan de bank te Eindhoven over*
gelaten. Daarbij werd medegedeeld, dat vier personen
meer dan zes uur aan de taxatie hadden besteed. Er
werd toen een bedrag van 25.— toegekend, zijnde
6.25 per persoon, welke bedrag het was in 1925
zeker niet als bovenmatig kon worden beschouwd.
Het tweede geval heeft zich voorgedaan in 1927. Het
betrof de schattingen van twee boerderijen te Roggel,
die mede door den heer Kessels waren verricht. De be*
paling der vergoeding werd aan de Boerenhypotheek*
bank overgelaten. Deze heeft toen 25.— toegekend,
evenwel voor twee schattingen, dus voor iedere schat*
ting 12.50. Dit bedrag van 25.is door den heer
Kessels aangenomen. Hij vond het zelf evenwel te hoog