2361
perkt, tenzij aan een regeling tevens de mogelijkheid
van uitgesteld pensioen wordt vastgeknoopt.
Wat van dit alles zij, de Commissie, na overweging
van het voor en tegen, was van oordeel, dat er reden is
voor een pensioenregeling voor de Kassiers.
Daarbij is echter naar hare meening onderscheid te
maken tusschen drie groepen, en wel:
A. de Kassiers, die geen ander beroep uitoefenen dan
het Kassierschap. Hiervan zijn er in onze organb
satie slechts enkelen.
B. de Kassiers, die het naast een ander beroep, noch
tans als zeer belangrijke nevenfunctie uitoefenen,
die een groot gedeelte van hun tijd in beslag neemt,
C. de Kassiers, voor wie het slechts een nevenbetrek
king is van ondergeschikten aard.
Ten einde een eenvoudige en voor de praktijk bruik*
bare scheidingslijn te kunnen trekken, meende de Com<
missie onder groep C. te moeten rangschikken alle
banken, waar minder dan 500.aan salaris gegeven
wordt.
Daardoor vallen ongeveer 295 banken buiten de rege*
ling.
Voor de groepen A. en B. zou er naar het oordeel
der Commissie reden zijn een regeling te treffen.
Verschil bestond er echter bij de beantwoording der
vraag, hoe deze regeling er zou moeten uitzien.
Twee mogelijkheden
Eenerzijds werd de opvatting verdedigd, dat het aam
beveling zou verdienen, om de banken die zouden valt
len onder de groepen A. en B. aan te bevelen aan hun
Kassiers, mits de Kassier zelf minstens de helft dei-
premie zou betalen, een zekere bijdrage in de premie
te verleenen om een voldoende levensverzekering te
kunnen afsluiten. Daardoor zou zoowel een zekere
ouderdomst als weduwen* en weezenverzorging wor*
den verkregen.