2360
de Kassier zijn arbeid verricht met de gedachte, dat
hij een functie vervult, die hij zal trachten te behouden
voor zijn heele leven om naderhand nog in een pensioen
de vruchten van zijn werk te kunnen plukken, of nog
sterker: zijn nabestaanden daarmede nog te kunnen
helpen na zijn dood.
Bovendien kan het in het belang der bank zijn, dat
zij door een pensioenregeling de gelegenheid krijgt een
Kassier, die wegens hoogen leeftijd of invaliditeit min*
der geschikt zou zijn voor zijn functie, maar dien men
niet zonder meer zou willen doen heengaan, te ver*
vangen door een nieuwe kracht.
Tegenover deze argumenten vóór een pensioenrege
ling staan echter ook bezwaren.
Vooreerst is daar het gevaar, dat door al te ver door*
gevoerde regelingen van financieelen aard de sociale
opvatting van de werkzaamheden bij de boerenleen*
bank in het gedrang zou kunnen komen.
Bovendien zou een ongezonde zucht voor het vervul*
len van de Kassiersfunctie kunnen ontstaan met al den
aankleve van dien.
Vervolgens zou een pensioenregeling niet te verde*
digen zijn voor alle banken, maar zou er stellig scherp
onderscheid moeten worden gemaakt naar gelang het
Kassierschap bij elke bank meer of minder beslag op
den geheelen mensch zou leggen.
Daarnaast is het een niet te onderschatten praktisch
bezwaar, dat de Kassiersfunctie wegens haar vertrou*
wenskarakter meestal op lateren leeftijd wordt aan*
vaard, waardoor een pensioenregeling niet weinig finan*
cieele moeilijkheden oplevert. Het gevaar nu is niet
denkbeeldig, dat er op den duur een streven zou ont*
staan, om in verband met pensioenlasten, jongere func*
tionarissen aan te stellen, dan voor het goed uitoefenen
van dezen vertrouwenspost wel gewenscht zou zijn.
Tenslotte is het niet zonder bedenking een pensioen*
regeling te verbinden aan een functie, waarbij perio*
dieke herbenoeming moet plaats vinden. De vrijheid tot
al of niet herbenoemen wordt dan min of meer inge*