2359
P. J. Nijskens, Directeur te Terhole.
J. Oude Vrielink, Kassier te Rossum Ov.
W. J. Rooijmans, Kassier te Veghel.
H. M. Wellen, Kassier te Neerbosch*Hees.
terwijl als Voorzitter en Secretaris optraden resp. de
heeren A. N. Fleskens en Mr. V. G. G. M. Dubois.
In den loop van 1930 had de Commissie tot haar
groot leedwezen het verlies te betreuren van haar
ijverig mededid den heer G. Barnhoorn. In de ontstane
vacature werd voorzien door de benoeming van den
Heer W. Komen, Kassier te Anna*Paulowna.
Is Pensioenregeling gewenscht?
Allereerst heeft de Commissie zich bezig gehouden
met de beantwoording der vraag, of het gewenscht is
over te gaan tot een pensioenregeling der Kassiers.
Als argumenten ervóór werd erop gewezen, dat het
voor de bank, zoo goed als voor een anderen werkge*
ver, zooal niet een strikte plicht, dan toch min of meer
een moreele gebondenheid kan worden geacht, om voor
den werknemer (voor zooverre deze zelf dat niet kan),
die zijn krachten beschikbaar stelde en verbruikte in
dienst van den werkgever, tot op zekere hoogte nog
te zorgen als hij zelf niet meer voldoende tot werken
in staat is.
Dit algemeen erkende beginsel gaat zeer zeker ten
volle op in de gevallen, waarin het een Kassier betreft
wiens uitsluitend beroep het is als zoodanig voor de
bank werkzaam te zijn.
Maar ook ten opzichte van hen, wier zooal niet uit
sluitende dan toch hoofdzakelijke bezigheid het Kas*
sierschap is, geldt dezelfde overweging in niet veel min*
dere mate.
Zwakker wordt het argument voor de Kassiers, die
hun ambt slechts als nevenbetrekking, vaak slechts als
zeer bijkomstige nevenbetrekking waarnemen.
Een tweede reden voor een pensioenregeling kan zijn,
dat daardoor de belangen der bank worden gediend.
De animo voor het werk zal immers grooter zijn, als