2336
tweetal fabrieken is over 1930 in het geheel niets uit*
gekeerd.
Vervolgens zou een algemeene voorschot*uitkeering
van 0.50 uit s Rijks kas moeilijkheden veroorzaken,
met het oog op de belangen van de bankinstellingen.
Immers de uitkeeringen over 1930 zijn beperkt of in een
enkel geval achterwege gebleven, juist omdat de banken
in die gevallen verdere credieten aan de betrokken fa*
briek niet meer veilig achten.
Zuiverder past daarom het stelsel van het onderhavige
ontwerp zich bij den toestand aan, volgens hetwelk aan*
vulling van het reeds over 1930 uitgekeerde kan geschie*
den in de gevallen, waar zulks, individueel beoordeeld,
dringend noodig is, een en ander in overleg met de
credietgevers. Met inachtneming van dit alles is een be*
drag, als daarvoor in de regeling bestemd, voor voor*
ziening in de meest dringende behoefte voldoende.
Aflossingsvoorwaarden.
Als gewichtigste bedenking werd in de derde plaats
naar voren gebracht, dat de aflossingsvoorwaarden, aan
de credietverl'eening verbonden, veel te zwaar zouden
zijn. Eenerzijds werd de termijn, waarbinnen de aflos*
sing zou moeten aanvangen, te kort geacht, anderzijds
werd de aflossing met 4.— per baal te hoog geoordeeld.
Het beginsel, waarvan de ontworpen regeling uitgaat, is,
dat de schuld aan de regeering moet zijn afgelost, als het
surplus aan meel is verdwenen; verleening en aflossing
zijn dus geheel vastgehecht aan den bestaanden niet ver*
kochten voorraad, waarmede men de campagne 1930
aanving. Een tweede vraag is, of de aflossing (waar de
begintermijn afhankelijk is van de snelheid, waarmede
de eerste 400.000 balen kunnen worden afgezet), niet zou
kunnen worden gesteld op een voor belanghebbenden
gunstiger oogenblik. Deze tijdwinst kan echter worden
verkregen door wijziging van de afbetalingsregeling in
dien zin, dat na verkoop van de eerste 800.000 balen de
aflossing begint, m.a.w. bij een voorraad van 1.000.000
balen. De minister is bereid deze verruiming toe te pas*