2335
volgens hare berekening komt op een bedrag van 4.5 mil*
lioen. Het verschil, waarvan eene verklaring wordt ge*
vraagd, spruit voort uit de verschillende doelstelling der
Commissies. De Commissie*Lovink toch stelt zich op
het standpunt, dat het Rijk in dit geval steunend moet
optreden, waarmede ook de renteloosheid van het voor*
schot nauw verband houdt. Eene nadere berekening van
het bedrag in verband met de behoeften van het bedrijf,
is in het voorstel van deze Commissie dan ook niet op*
genomen. De Commissie*Bruins daarentegen zag zich
gesteld voor de vraag, op welke wijze het Rijk met ere*
diet kon helpen. Deze Comissie legde bij de uitwer*
king van haar beperkte opdracht een nauw verband
tusschen de voorziening in de behoefte aan geld bij de
landbouwers en de zich voordoende moeilijkheid: den
onverkochten voorraad, en kwam langs dezen weg tot
een lager bedrag.
Bijzondere voorschotten.
Naast een algemeene toeslag, bij wijze van voorschot,
tot bepaalde grens over den oogst 1929, waardoor zij,
die aardappelen leverden aan de A. V. B. coöperaties,
op één lijn komen te staan met leveranciers aan andere
fabrieken, is er in de ontworpen regeling plaats voor het
verleenen van bijzondere voorschotten in gevallen, waar*
in dit 'het meest noodig mocht blijken te zijn. Hierbij
kan aanvulling van hetgeen reeds over 1930 is uitgekeerd
worden gedacht.
Eene uitkeering in het algemeen van 0.50 per H.L.
gelijk volgens het voorloopig verslag door de fabrieks*
besturen noodig werd geacht voor i930 (de berekening
van het benoodigde bedrag, volgens welke op practische
gronden met 6 millioen zou kunnen worden volstaan bij
een op 7.3 millioen berekende behoefte, is wel eenigszins
ruw opgevat), zou niet kunnen' worden gegeven, zonder
dat groote ongelijkheid werd geschapen. Over 1930 toch
zijn in het algemeen reeds uitkeeringen gedaan, wisse*
lend tusschen 0.50 en 0.80 per 100 K.G., hetgeen per
H.L. uitmaakt pl.m. s/5 van dat bedrag. Slechts door een