2271
ons genoegen constateeren, dat verschillende bezwaren,
welke verbonden waren aan de soortgelijke, in 1923
getroffen regeling, nu zijn opgeheven, zoodat onze
organisatie met de nieuwe, thans geldende voorwaars
den enz. accoord kan gaan. Wij vertrouwen dan ook,
dat onze plaastelijke besturen de in deze noodige medes
werking zullen willen verleenen.
Op eenige bijzondere punten vestigen wij de aan*
dacht:
a. De credietverleening geschiedt door de plaatse*
lijke boerenleenbanken. Deze blijven uiteraard vrij om
de gevraagde credieten toe te staan of te weigeren.
Wanneer evenwel de garantie door de Provincie voor
70% en door de Gemeente voor 30% wordt verleend,
zal er, voor zoover de banken aangaat, geen bezwaar
bestaan in deze speciale gevallen mede te werken, om
de zwakke broeders te helpen, die er aldus misschien
weder bovenop kunnen komen. Van den gewonen
regel, dat de credietnemer zelf voldoende gegoed moet
zijn, kan dus in deze bijzondere gevallen worden af*
geweken.
b. De banken zullen zich stipt moeten houden aan
de bepalingen der Algemeene Voorwaarden en de ver*
dere formaliteiten moeten in acht nemen, die in de
hierna volgende regeling zijn opgesomd.
c. Vóór iedere crediet* of voorschotverleening zal
(ook als de gewone bepalingen voor het vragen van
goedkeuring aan het Bestuur der Centrale Bank niet
toepasselijk zouden zijn) mededeeling moeten worden
gedaan aan het Bestuur der Centrale Bank, onder in*
zending van een duplicaat van het formulier, dat voor
de Provincie moet wórden gebruikt.
d. Alvorens een Gemeente de garantie kan ver*
leenen, moet er een door Gedeputeerde Staten goed*
gekeurd raadsbesluit zijn.
e. De voorschotten zullen slechts mogen strekken,
om de noodlijdende bedrijven op gang te houden, der
halve voor het aankoopen van meststoffen en andere