2284
4. Welk verband bestaat er
tusschen Uw credietbehoefte en
de bijzondere tijdsomstandighe=
de?
5. Bestaat er geen mogelijkheid
dat gij op andere wijze geholpen
wordt en waarom niet?
6. Bij welke veiling zijt gij aam
gesloten?
Welke was de opbrengst der door
U geveilde producten in 1928 en
1929?
7. Waar is het land gelegen?
Wat is daarvan Uw eigendom? in
Wat is daarvan gehuurd? *H A
8. Welke is de handelswaarde
van:
a. de U toebehoorende onroerem
de goederen?
b. Uw ander bezit?
9. Hoeveel bedragen totaal per
jaar de te betalen pachten en
huren?
10. Hoeveel rente hebt gij te
betalen?