2255
De Boerenleenbanken zijn geen instellingen van
weldadigheid, en mogen dus geen risico
nemen bij crisis-voorschotten.
Reeds bij de oprichting der eerste Boerenleenbanken
is uitdrukkelijk betoogd, dat de Boerenleenbanken geen
instellingen van weldadigneid zijn. Haar doel is armoede
te voorkomen door aan de boeren en tuinders crediet
te verschaffen, waardoor zij in staat gesteld worden
hun bedrijf meer loonend uit te oefenen. Maar haar doel
is geenszins armen te helpen; evenmin mogen de Boe*
renleenbanken credieten geven, zoo niet redelijkerwijze
vaststaat, dat het gegeven voorschot met rente ten
volle terugbetaald wordt.
Bij eenig nadenken zal het eenieder duidelijk wezen,
dat het ook niet anders kan.
Eene Boerenleenbank kan voorschotten geven, om;
dat zij spaargelden ontvangt; deze spaargelden moeten
met rente worden terugbetaald. Hoe zal zij dit kunnen
doen, als de voorschotten niet ten volle terugbetaald
worden, met de daarop verschuldigde rente?
Kan men daarvoor de Reserve dan niet aanspreken?
Hierop antwoorden wij:
1. vele Boerenleenbanken hebben nog zóó weinig
reserve, dat deze hard noodig is, om mogelijke verliezen
te dragen;
2. de Boerenleenbanken, die over eene flinke som
als reserve beschikken, hebben toch nog een betrekke*
lijk klein percentage aan reserve, als men de verplich*
tingen der Bank in aanmerking neemt;
3. volgens de bepalingen der Statuten mag de Re*
serve niet aangesproken worden, vooraleer deze eene
hoogte bereikt heeft voldoende om alle mogelijke ver*
liezen te dekken, en welke moet bepaald worden door
het Bestuur der Centrale Boerenleenbank.