2232 toegeeft. Wij kunnen veel voortbrengen, zoowel met ons vee als met onzen akker, maar wij weten ook dat matige voortbrenging ons per liter, per are, per kilo minder kost, dan wanneer we de productie tot het uiterste wib len opdrijven. Men kan dan, wanneer men de onvoor= deelige takken van zijn bedrijf heeft leeren kennen, zich meer toeleggen op andere, die beter loonend zijn. Men kan gewassen telen, veesoorten houden, die minder kosten veroorzaken. De handelsprijzen kunnen wij niet verhoogen. wij moeten de voortbrengingskosten verlagen. Bij slechte prijzen is het licht mogelijk, dat een matige oogst, die hoofdzakelijk verkregen is uit de oude kracht in den grond, meer zuivere winst geeft dan een buitengewoon gewas, dat veel uitgaven vroeg. Evenzoo gaat het met het vee. Dan zal er uit de boekhouding nog blijken, dat met de arbeidsloonen groote bedragen zijn gemoeid. Er is reden om te vragen of het verstandig is loonen te betalen, die driemaal zooveel zijn als hij zelf verdient. Hier klemt weer vooral de oude levensregel, dat men niet door anderen moet laten doen, wat men zelf kan volbrengen. Het zal oefening en geduld kosten, wat meer tijd vorder ren. Het zal altijd meer voordeel opleveren, dan wanneer men anderen hoog loon betaalt en zelf arbeid doet, die weinig of niets inbrengt. De varkens gaan al naar de vijftig cents per K.G. zegt men. Het zal moeilijk zijn eenige winst te behalen als de biggen aan ruim twintig gulden betaald zijn, zooals veel het geval is geweest bij die nu voor vet verkocht worden met een gewicht van tachtig tot honderd kilo's. Het is wellicht mogelijk de 250 gld. onkosten per H.A. terug te brengen op vijftig gulden. Dat zal een geweldige vermindering van handel en verkeer veroorzaken. Het spreekwoord zal weer bewaarheid worden, dat de wel= vaart van t platteland de voorwaarde is voor welvaart in het gansche land. Wie zelf haast niet heeft om te leven, van hem kan niet gevergd worden te zorgen, dat anderen ook te leven hebben.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1930 | | pagina 12