2169 men dat de eigenaars zich een schijnxv eist and scheppen, hetgeen eveneens krachtig wordt tegengegaan door de verplichte jaarlijksche aflossing van een gedeelte dei- schuld, waardoor de waarde van het onderpand ook bij daling der grondprijzen voldoende blijft en de spaar= zaamheid en soliditeit der debiteuren wordt in de hand gewerkt. Hoezeer aldus de soliditeit onzer pandbrieven boven alle verdenking staat en zij daardoor, vooral in deze tijden van achteruitgang der koerswaarde en ook der innerlijke waarde van vele papieren, een buitengewoon aantrekkelijk beleggingsobject voor den bona fide be= legger uitmaken, is toch het bestuur er bij de dreigende en heerschende malaise nog meer dan anders op be= dacht om nauwlettend toe te zien, dat de waardeering der aangeboden onderpanden naar de werkelijke, reëele waarde geschiedt. Ik zeg dit uitdrukkelijk tot waarschuw wing van degenen, die wellicht in de toekomst mochten ondervinden dat de waarde van hun bezit door onze taxateurs lager wordt aangeslagen dan waarop zij gere* kend hadden. Het is menschelijk, dat men zich zeiven niet gaarne bekent, dat zijn bezit op het oogenblik eigem lijk minder waard is dan de prijs, dien men er misschien kort te voren voor heeft betaald. Maar het bestuur eener bank, dat zijn plicht kent, zal minder met de inzichten en verlangens zijner geldnemers en zelfs minder met de wenschen van zijne organisaties moeten rekening hom den dan met de rechtmatige belangen dergenen, die hem in goed vertrouwen op zijne bekwaamheid en eerlijkheid hunne bezittingen hebben toevertrouwd. Ik kom tenslotte tot het feit van persoonlijken aard, waarvan ik gewaagde. Ik bedoel het overlijden van ons geacht bestuurslid, den heer Kamerbeek. Sinds de op-- richting onzer bank in 1908 was de heer Kamerbeek haar medebestuurder. Hij heeft bij voortduring groote belangstelling en toewijding voor de aangelegenheden onzer bank aan den dag gelegd, tot in de laatste jaren toe, toen een steeds verergerende kwaal hem het bij* wonen der bestuursvergaderingen bijzonder moeilijk maakte. Zelfs zou ik geneigd zijn te zeggen, was het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1930 | | pagina 29