2033 Het is zeer moeilijk om hierop een juist antwoord te geven; in Duitschland zijn vooraanstaande personen in het vereenigingsleven van meening, dat de Crediet* instellingen 20 tot zelfs 25% van het bedrijfskapitaal aan eigen middelen dienen te bezitten.2) En waar de eigen middelen onzer Boerenleenbanken enkel en alléén uit de Reserves bestaan, zal het Bestuur en de Raad van Toezicht er naar dienen te streven, dat het Reservefonds eener Boerenleenbank eene hoogte bereikt van minstens 1/5 van alle verplichtingen. Deze verplichtingen zijn de inlagen in de Spaarbank en het te-goed in loopende rekening. De gezamenlijke Boerenleenbanken bij de Centrale Boerenleenbank van Eindhoven aangesloten hadden einde 1927 aan spaargelden en ontvangsten in loopende rekening, een bedrag ontvangen van 120.000.000. De gezamenlijke Reserves bedroegen op dien datum 4.800.000.—. Dat is dus dooreengenomen 4%. Het spreekt van zelf, dat vele Boerenleenbanken een hooger percentage hebben, en andere een lager. Laten we enkele voorbeelden uit de statistiek nemen: A. 324.000 46.000 14.— B. 663.000 70.000 10.5 C. 168.000 15.000 9.— D. 681.000 38.000 5.6 E. 390.000 18.000 4.6 F. 775.000 32.000 4.1 G. 148.000 4.800 3.4 H. 262.000 9.000 3.3 J. 394.000 10.600 2.6 K. 330.000 5.500 1.7 L. 210.000 2.000 1.— Boeren Spaargelden en deposito's leenbank. in loopende Rekening. Reservefonds. Percentage. 2) Zie Masznahmen zur Liquiderhaltung der Einzel- und Zentralgenos- senschaften door Generalsekretar Quabeck, (Munster) en Zentralkassen- director Hallstein (Posen).

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 5