2004 blikkelijk hulp worden geboden, zonder uitstel. Dit is noodig en naar wij meenen ook mogelijk. In ons land is nog aanwezig een oppervlakte van ruim 415.000 Hectaren woeste grond. Hiervan, is stellig een zeer belangrijk gedeelte geschikt voor omzetting tot cultuurgrond, vooral nu de moderne landbouwtechniek, met name voor wat betreft de bewerking en de bemes* ting van den grond, middelen bezit, om van nature arme gronden toch tot een behoorlijke productiviteit te dwingen. In de ontginning van woeste gronden heeft men der* halve een doeltreffend en nog lange jaren bruikbaar middel, om aan de plattelandsbevolking een bestaan te verschaffen in den landbouw. De Regeering is reeds op dit terrein werkzaam. In 1921 heeft zij ten behoeve van de stichting van boerde* rijen op woeste grond welke naar onze meening verreweg de zoowel economische als sociaal beste methode van ontginning is een bedrag van 400.000 op de Staatsbegrooting aangevraagd, welk bedrag bij suppletoire begrooting nog voor dat jaar op 1 millioen gulden werd gebracht en in 1922 werd 400.000.be* schikbaar gesteld. De noodzakelijk geoordeelde sterke bezuiniging op 's lands uitgaven was oorzaak, dat in 1923 deze post werd geschrapt. In 1924 kon hij worden hersteld, doch het bedrag werd slechts bepaald op 50.000.Uwer Excellentie hooggeschatte ambtsvoor* ganger is er in geslaagd den post weer op te voeren tot 100.000.doch dit is nog slechts een tiende gedeelte van het bedrag, dat Regeering en Volksvertegenwoor* diging in 1921 meende te moeten beschikbaar stellen voor dit hoogst belangrijke werk. In haar Rapport omtrent de uitkomsten, tot dusverre verkregen bij het verleenen van Rijkssteun voor de stichting van boerderijen op woesten grond, uitgebracht door de desbetreffende Commissie van Advies in 1924, vinden wij vermeld, dat door het verleenen van de Rijks* voorschotten tot dan toe reeds een oppervlakte van on* geveer 2000 H.A. woesten grond ontgonnen werd tot bouw* en grasland. In het geheel werden 180 boerde*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 8