1989
dienstig gebied te bevorderen dcor de kennis van den
Godsdienst bij zijne leden te vermeerderen, door hunne
liefde voor den Godsdienst te vergrooten, door hun
Vereenigingsleven in het teeken hunner godsdienstige
overtuiging te plaatsen".
Dan zet de spreker uiteen, hoe die godsdienstige over;
tuiging gesterkt wordt door meerdere kennis van den
godsdienst, door meerdere en betere deelname aan
godsdienstoefeningen en retraites, en door het wegne;
men van misbruiken, die deze verheffing tegenwerken.
Wat het sociaal leven betreft, geeft spreker de vol;
gende behartigenswaardige wenken:
„Onze Roomsche Boerenbond wil ook de geestelijke
verheffing bevorderen op sociaal gebied.
Geen mensch voelt mogelijk zijn positie als sociaal
wezen minder sterk aan dan de boer. Dit gemis vloeit
grootendeels voort uit het sterk eigen karakter dat de
arbeid van den boer draagt, vloeit ten deele voort uit
de groote zelfstandigheid welke dien arbeid kenmerkt.
En toch is er tegelijkertijd misschien geen stand voor
wien het van groot belang kan worden geacht dat hij
zijn sociale taak begrijpt, zijn socialen plicht vervult,
naar verkrijging zijner sociale rechten streeft.
Bij de verheffing van den Boerenstand op sociaal ge;
bied, ga weer de vermeerdering der kennis van plichten
en van rechten, aan de daad vooraf. Als Roomsche
Boerenbond heeft hij op de eerste plaats te leeren, dat
overal, doch op dit gebied van het leven in het bijzonder
aan eiken strijd voor recht, de vervulling van den plicht,
behoort vooraf te gaan.
In zijne vereenigingen en onderwijsinrichtingen vindt
hij machtige hulpmiddelen om de zoo hoog noodige ken;
nis van sociale plichten en rechten bij zijne leden te
ontwikkelen.
In de practijk streeft hij er naar het Roomsch saam;
hoorigheidsbeginsel door zijne leden tegenover elkander
en tegenover anderen te doen toepassen.