1971
De Afdeelingsbanken hadden bij de Centrale Kas
belegd:
Wijl bij de Centrale Kas gelden belegd worden zoo*
wel in loopende Rekening als op termijn, en eveneens
de Reserves der afdeelingsbanken, zijn er verschillende
banken die tegelijkertijd debitrice en creditrice zijn.
Zooals Dr. Cramer in zijn bovenaangehaald boek op*
merkt, begint het overwegen der beleggingen bij de
Centrale Kas in 1922.
Bij de Centrale Kas was meer ingelegd dan uitgeleend:
in 1922 93.000
in 1923 2.335.000
in 1925 4.356.000
in 1926 4.954.000
in 1927 3.693.000
Wat de resultaten der Centrale Kas betreffen, vinden
wij in het Verslag vermeld, dat over 1927 eene winst
gemaakt werd van 126.000. De Kas beschikt over eene
reserve van 469.000, maar zij heeft eene vordering op
de Lampongsche Volkscredietbank van 652.000, die
dubieus is, en waarop slechts 65.000 is gereserveerd.
Het grondkapitaal, van het gouvernement van Neder*
JAAR.
Aantal banken
die gelden
deponeerden.
Gedeponeerd bedrag.
1913
5
f 56.000
1915
18
413.000
1917
41
954.000
1919
46
1.482.000
1921
37
1.578.000
1923
55
5.726.000
1925
60
7.471.000
1926
66
8.049.000
1927
61
8.795.000