1969
te vervullen hebben, ten opzichte van de aangesloten
boerenleenbanken.
De Centrale Kas is eene staatsinstelling, maar die
afzonderlijk wordt beheerd, en die zooveel mogelijk,
zich zelve moet bekostigen.
De Directeur is rekenplichtig aan een Raad van Toe
zicht en Rijstand, die door den GouverneursGeneraal
wordt benoemd.
Het bedrijfskapitaal verschaft de Regeering; dit kon
tot 5.000.000 verstrekt worden, maar dit bedrag is
nooit ten volle noodig geweest.
In den beginne waren vele afdeelingsbanken verre
van ingenomen met de oprichting der Centrale Ras,
omdat zij vreesden, dat daardoor hare onafhankelijks
heicl aan banden zou gelegd worden. Vele dezer banken
hielden zich dan ook geheel afzijdig, en trachtten de
zaken te drijven zonder inmenging van de Centrale Kas.
Maar langzamerhand werd, zoowel door druk van
regeeringszijde, als door dat men inzag, dat de hulp en
controle der Centrale Kas noodzakelijk of althans zeer
wenschelijk was, de invloed der Centrale Kas overwes
gend; en sinds enkele jaren hebben zich alle afdeelingss
banken vrijwillig onder controle der Centrale Kas ges
steld.
Dat er leiding en controle van de Centrale Kas uits
ging is zeer bevorderlijk aan de samenwerking in het
algemeen belang; want er ontstond nog wel eens cons
currentie tusschen de desasbankjes en de afdeelingss
of volksbanken; en bij de afdeelingsbanken werd ook
meermalen een uitleeningspolitiek gevoerd, die niet in
het belang van den leener en van de bank was.
Kwamen er dan verliezen bij de afdeelingsbanken,
dan was de Centrale wel niet wettelijk verplicht bij te
springen, maar vrijwillig en uit moreele overwegingen
dekte dan toch de Centrale Kas de tekorten.
In dit jaar is hierin verandering gekomen; in No. 22
van het Inidsch Staatsblad 1929 is bij ordonnantie voors
geschreven: