huurkoopsysteem. „Bij het koopen, of beter gezegd, bij het huren van een koe", aldus de heer D., „betaalt de huurder direct het vierde gedeelte van den koopprijs der koe. De rest voldoet hij in bijvoorbeeld zes of hoog* stens tien maandelijksche termijnen. Van dat „netto" bedrag, moet 5 pCt. rente worden betaald, in hetzelfde aantal termijnen, als waarin het drievierde gedeelte van den huurprijs wordt vergoed. De rente wordt „voor* uit" berekend. Wij hebben deze regeling getroffen, om* dat we anders een veel te ingewikkelde berekening zouden krijgen. Als iemand nu een koe huurt van b.v. 200, betaald hij dus bij aanvaarding 50. Van het overblijvende „netto"*bedrag betaalt hij 5 pCt. rente of 5 maal 1.50 is 7.50. Bij een huurkoop, loopende over tien maanden, betaalt hij dus iedere maand 0.75 rente. Verdere kosten zijn er niet. Alleen heeft de huur* der te voldoen 1 aan zegelkosten en telkens 0.25 inningskosten." Heel eenvoudig, zou men zeggen. En niet onredelijk ook. Maar laten we nu eens even narekenen, zegt de verslaggever. Dan komen we heel wat hooger dan 5 pCt. Bij de voldoening van iederen termijn wordt namelijk, blijkens de mededeeling van den heer Dijkstra, van het afgeloste bedrag de rente over een vol jaar geheven. Van den eersten maandelijkschen termijn betaalt de huurkooper dus 11 maanden te veel rente, van den tweeden 10 maanden, van den derden 9 maanden, enz. Bij een afbetalingstijd van 10 maanden stijgt daardoor de rente tot ongeveer 13 pCt. Geschiedt de afbetaling in minder termijnen, dan wordt het rentecijfer natuur* lijk nóg hooger. Toen op het kantoor de besprekingen afgeloopen waren, zijn de verslaggever en de hem vergezellende boer naar den stal gegaan. De bevindingen van den laatstgenoemde over de koeien en de prijzen waren de volgende De dieren waren over het geheel van een behoorlijke tot goede kwaliteit. De vaststaande prijzen waarop men dus niets kan afdingen zijn echter allen hooger dan de marktwaarde, gemiddeld wel 20 a 30. 1975

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 11