1957 Verder zou voor een juiste beoordeeling der cijfers van de leenbank, daarnaast een vermelding van de uit* staande voorschotten noodig zijn. En eindelijk wijst een stabiel blijven der spaargelden op een bedenkelijken achteruitgang, daar elk jaar het aantal spaarboekjes belangrijk toeneemt, en een niet hooger worden der totale spaargelden een belangrijke vermindering per spaarder zou beteekenen. Als men de cijfers der stedelijke spaarbanken nagaat, dan blijkt elk jaar een belangrijke toename, zoo belang* rijk soms, dat men zich afvraagt, van welke categorie spaarders die gelden afkomstig zijn, maar waar daarbij herhaaldelijk een opgave van het aantal nieuw uitgege* ven spaarbankboekjes ontbreekt, is niet na te gaan of er een vooruit* of teruggang te constateercn valt per spaarder. Een der belangrijkste redenen waarom de totaal inla* gen bij de leenbanken geen beeld geven van het land* bouwinkomen, is wel hierin gelegen dat op het platte* land de leenbanken een zoo groote populariteit hebben verworven, dat een vrij groot percentage der inlagen niet meer van landbouwers, maar van andere catego* rieën van personen afkomstig zijn, die de boerenleen* banken als de meest gewenschte instellingen om spaar* gelden te beleggen, beschouwen. Een andere reden is dat hoe langer hoe meer bij boe* delscheidingen enz. het vermogen van minderjarigen bij de boerenleenbank wordt belegd, een soort beleg* ging, welke eenige jaren geleden maar sporadisch voor* kwam. En eindelijk is de boerenleenbank niet meer zooals vroeger, enkel het geldinstituut voor den boer, maar doen ook een groot aantal zakenlieden hun geldelijke aangelegenheden bij de boerenleenbank af en zijn dik* wijls vrij belangrijke bedragen van middenstanders daar gedeponeerd. Het is niet overbodig op deze dingen eens nadrukke* lijk te wijzen, en niet alleen omdat de fiscus soms geheel verkeerde conclusies trekt, maar ook om de dikwijls

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 9