lingen) zal toestaan. Toen de malaise intrad begon daarop achterstand te komen; een deel der debiteuren kwam, ondanks uitstel, steeds meer achterop; sterke waardevermindering der panden maakte afschrijvingen onvermijdelijk. De andere banken mogen deze waar* schuwing ter harte nemen." Uit dit gedeelte van het Jaarverslag der Centrale Kas ziet men, dat, al is het gemiddelde der leeningen niet hoog, toch wel belangrijke bedragen aan één en den* zelfden persoon worden uitgeleend. De leeningen worden door de Volksbanken verstrekt of blanco of onder persoonlijke zekerheid (borgtocht) of onder hypotheek, of onder credietverband (bijv. ver* panding van den oogst). Indien de bedragen hooger zijn dan 200.en bij enkele hooger dan 500.—, wordt bij de meeste ban* ken credietverband of hypotheek geëischt; ongeveer 34 van de uitstaande gelden zijn onder credietverband gegeven. De rentevoet voor uitleeningen is volgens onze be* grippen zeer hoog. Toch blijven de Volksbanken de grootste bestrijdsters van het woekerwezen. In 1925 waren er slechts 20 volksbanken, die minder dan 18% rente berekenden; het aantal echter stijgt ge* lukkig ieder jaar, en bedroeg in 1926 36 banken en in 1927 46 banken van de 71 die op Java en Madoera werken. Voor de gedeponeerde gelden vergoeden de Volks* banken thans gewoonlijk 5%. Maar de kosten van beheer zijn schromelijk hoog; in 1923 en 1924 bedroegen deze ruim 10% van het op den laatsten dag van het verslagjaar uitstaand bedrag aan leeningen; dit percentage is in 1927 gedaald tot 8.6% en men hoopt dit cijfer nog te reduceeren. Het schijnt, dat bij menige bank de kosten erg opge* dreven worden, want de Directie der Centrale Kas waarschuwt tegen „overbodige royaliteit". 1954

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 6