1942 fabrieken, fokvereenigingen, veilingen, maalderijen, dorschvereenigingen, suikerfabrieken, verzekeringen enz. Aanvankelijk waren deze vereenigingen van klei* nen omvang en werkten alleen plaatselijk. Geleidelijk hebben zij zich echter ontwikkeld en naast de kleine vereenigingen zijn er thans vele, die uitgegroeid zijn tot groote, min of meer commerciëele instituten, die be? lioefte kregen aan groote credieten. De plaatselijke boerenleenbanken met haar eenvou? dig ingericht beheersapparaat konden slechts onvob doende deze zijde van het landbouwcrediet verzorgen. Onvoldoende zakenkennis en voor dat doel gebrek? kige inrichting maakten haar daartoe minder goed bruikbaar. De Centrale Banken waren beter geschikt en zij traden dan ook op als geldschieters voor zulke vereenigingen. Maar toch groeide ook de behoefte aan speciale instituten ter voorziening in de behoeften dier landbouwvereenigingen. Zooveel mogelijk wilde de landbouwcredietorganisatie ook deze vereenigingen in haar kring betrekken en haar de noodige credieten four? neeren. Zoo werden geleidelijk in het leven geroepen de Coöp. Zuivelbanken te Leeuwarden en te Alkmaar en de Nederlandsche Landbouwbank te Amsterdam. De Zuivelbanken hebben tot doel: de bevordering van de belangen der zuivelfabrieken. Rechtspersoon? lijkheid?bezittende zuivelfabrieken of andere vereeni? gingen, die de bevordering van zuivelbelangen ten doel hebben, zijn haar leden, totaal 90 in getal. Beide zuivelbanken zijn aangesloten bij de Centrale Raiffeisenbank te Utrecht. De Nederlandsche Landbouwbank werd in 1918 op? gericht door de Coöp. Centrale Boerenleenbank van Eindhoven, door den Nederlandschen Boerenbond en door tal van gewestelijke Boerenbonden en verdere landbouwvereenigingen. De Nederlandsche Landbouwbank is een Naamlooze Vennootschap met een kapitaal van 5.000.0000. waarvan 3 millioen geplaatst en volgestort. Zij heeft ten doel de bevordering van den Nederlandschen land?

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 10