blijven, doch dat zij steeds sterker in ons mogen ople*
ven en dat wij er met de grootste zorg tegen waken, dat
onze organisatie zich te zeer op het stoffelijke stand*
punt zou gaan plaatsen.
Bij het 50*jarig Raiffeisemjubileum in 1927 te Keulen
gevierd, werd door een der sprekers op treffende wijze
den nadruk gelegd op dien idieelen kant van de Raif*
feisenvereenigingen. Wij hebben indertijd die prachtige
redevoering van Pastoor Blum in onze Mededeelingen
van Augustus 1927 afgedrukt. Ik zal mij bepalen tot
een enkele aanhaling, die mijn bedoelingen ook vol*
doende illustreert.
„Zaken, zoo zeide hij, worden slechts behouden
door de factoren, die ze deden ontstaan. Het Raif*
feisenwerk berust op Christelijke grondslagen.
Zonder godsdienst ontbreekt aan het Raiffeisen*
werk fundament, streefkracht en doel. Zonder
godsdienst bestaat er geen echte ware zedelijk*
heid".
En iets verder spreekt hij deze behartigenswaardige
woorden:
„Wij willen aan het geld wederom een ziel ge*
ven, en het niet gebruiken als doel, maar als mid*
del. Wij kunnen met ons geld niet doen, wat wij
willen, zooals men meermalen hoort zeggen. Wij
moeten met ons geld doen wat God, de eigenlijke
Heer van ons goed, omdat Hij de absolute Heer
is van alles, verlangt, dat wij ermede zullen doen.
Als de dood ons al ons goed uit de handen zal heb*
ben geslagen, zullen wij ons voor God te verant*
woorden hebben over het gebruik van onze bezit*
tingen".
En Raiffeisen zelf, Mijnheer de Voorzitter, zeide het
bij voortduren, dat men toch steeds voor oogen zou
houden, dat de verbetering der materieele verhoudin*
gen door de Raiffeisenvereeniging ten slotte als middel
tot het doel: „verheffing van het zedelijk peil der be*
volking" moest worden opgevat. En op het einde van
1909