1919 tot den tweeden graad bestaan tusschen de leden van het Bestuur onderling en tusschen de leden van den Raad van Toezicht onderling. Thans wenscht men deze bepaling uit te breiden tot de leden van het Bestuur en van den Raad van Toezicht eenerzijds en tot den Kassier anderzijds. Nu het vorig jaar door deze Alge* meene Vergadering aangenomen is, dat in de toekomst de Kassier zal benoemd worden door Bestuur en Raad van Toezicht, is deze bepaling nog meer wenschelijk geworden. Maar in bestaande toestanden heeft men geen veran* dering willen brengen, zoodat de toestand, die op 1 Juni 1929 bestaat, ook in de toekomst ten aanzien van allen mag bestendigd blijven. Eerst wanneer een nieuwe Kassier moet gekozen wor* den, treedt deze bepaling in werking. Daarom wordt voorgesteld het Huishoudelijk Regie* ment der plaatselijke boerenleenbanken te wijzigen als volgt: Art. 2. 1. Bloedverwantschap of aanverwantschap in den eersten of tweeden graad, mag niet bestaan tusschen de leden van het Bestuur of tusschen de leden van den Raad van Toezicht, noch ook tus* schen den Kassier eenerzijds en leden van Bestuur of Raad van Toezicht anderzijds. 2. Hij, die na zijn benoeming in den verboden graad van aanverwantschap geraakt, behoeft vóór den afloop van zijn zittingstijd niet af te treden. 3. De bepaling van het slot van het eerste lid van dit artikel betreffende de familieverhouding tusschen den Kassier eenerzijds en leden van Be* stuur of Raad van Toezicht anderzijds is, ook bij herbenoeming, niet toepasselijk, ten aanzien van personen, die op 1 Juni 1929 in functie waren. Over dit artikel, clat algemeene instemming vond, ont* spon zich eene heele discussie, over gevallen, die kun* nen voorkomen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 19