1893 belangrijken en oudsten tak van volkswelvaart: de land* bouw (waaronder te verstaan is de akkerbouw, tuin* bouw, veeteelt en de boschbouw). Ook hier geldt het oude woord: Pecunia nervus rerum. Zonder geld en crediet is een gezonde ontwikkeling niet mogelijk. Dat de land* en tuinbouw voor de economie van ons land van zeer groote beteekenis is, blijkt uit het feit dat de landbouw niet minder dan ongeveer 40 pCt. van het geheele exportcijfer van ons land voor zijn rekening heeft. Van hoe groot belang dit is voor onze volks* welvaart, behoef ik wel niet uitvoerig te betoogen. Ik volsta verder met nog slechts even aan te stippen, dat de landbouw als gewichtige factor voor de verschaffing van productieve werkgelegenheid voor honderd duizen* den in ons land niet te onderschatten is. Ook is t de landbouw, die door de voortreffelijkheid van zijn pro* ducten menige buitenlandsche markt veroverde en weet te behouden ondanks de vaak zeer sterke invoerbelem* meringen. In menig opzicht is hij overigens herhaaldelijk een voorbeeld voor het buitenland, dat eerbied afdwingt en erkenning en navolging vindt. Alles evenzoo vele aanwijzingen waaruit de beteekenis van den landbouw voor ons land, waarvan ongeveer 2/s van de geheele grondoppervlakte gecultiveerde grond is, kan worden afgeleid. Zooals nu in de credietbehoefte van handel en indus* trie door het commercieele bankwezen wordt voorzien, zoo wordt het credietwezen van den uitgebreiden en oudsten tak van volkswelvaart, die de landbouw is, verzorgt door de instellingen voor het landbouwcrediet. Een merkwaardig onderscheid hierbij is, dat de com* mercieele banken ondernemingen zijn van kapitaalver* schaffers meestal niet*producenten, terwijl bij de instel* lingen voor landbouwcrediet de deelgenooten tevens de producenten zijn. Het landbouwcrediet is het typi* sche voorbeeld van zelfhulp en de landbouw van Neder* land kan het met trots getuigen, dat hij heel de grootschè organisatie van zijn credietwezen zelf en op eigen kracht

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 9