1895
gekomen en is er op initiatief der boerenbonden een
geweldige financieele organisatie uitgegroeid op coöpe*
ratieven grondslag. Daarbij werden de bezwaren onder*
vangen die aan de financiering van den landbouw door
de commercieele banken in den weg stonden. De nieuwe
credietinstellingen, de boerenleenbanken, verrezen over*
al tot in de kleinste dorpjes en wel zoo veelvuldig, dat
ons land, dat nog geen 1100 gemeenten telt, thans ruim
1270 Boerenleenbanken rijk is. Het bezwaar dat de
financiering te duur zou zijn, verviel door de regeling,
dat winstbejag bij deze instellingen niet voorzit en het
beheer kosteloos wordt gevoerd. Zij pasten zich aan de
behoeften van den landbouw aan, door de looptijden
der credieten in overeenstemming te brengen met den
voortbrengingstijd en door die zekerheid te vragen, die
de landbouwer geven kan.
Aan die soepelheid en aan dat tegemoetkomen aan de
werkelijke behoeften danken de Boerenleenbanken haar
voorspoedige opkomst en ontwikkeling, alsook aan het
feit, dat de belangen der boeren parallel liepen, zoodat
een goed, geodkoop en goed geregeld crediet allen ge*
lijkelijk van pas kwam. Tenslotte en niet in de minste
plaats vond de ideëele opzet van onderling hulpbetoon,
gereeden weerklank bij de godsdienstige landelijke be*
volking, waar de geestelijkheid, speciaal de Katholieke,
met enthousiasme voorging.
Wordt vervolgd.