1877 Internationale bemoeiingen betreffende het Landbouwcrediet* (Vervolg van pag. 1795) II. De groote moeilijkheid, wij zouden kunnen zeggen de hoofdvraag van praktischen aard, die de commissie te beantwoorden had, was: op welke wijze de noodige mid* delen voor dezen vorm van amelioratie crediet gevon* den zouden moeten worden. De commissie was van oor* deel, dat de beste methode om de noodige gelden bijeen te krijgen, zou zijn de uitgifte van hypothecaire obliga* ties die aan zulke voorwaarden zouden moeten voldoen, dat zij tegelijkertijd zouden beantwoorden aan de be* hoefte van het amelioratiewerk eenerzijds en de eischen van de geldmarkt op een bepaald oogenblik anderzijds. De hypothecaire dekking van die schuldbrieven, zou bij voorkomende noodzakelijkheid moeten kunnen ver* sterkt worden door de bijkomende garantie van den Staat, tenzij deze een anderen vorm zou kiezen om met zijn eigen middelen en zijn eigen crediet de amelioratie* werken te vergemakkelijken en te steunen. Een geheel andere vraag, ofschoon verband houdend met het voorgaande, was nog of hypothecair crediet en landbouwcrediet door dezelfde instellingen zou kunnen worden verzorgd m.a.w. of gewone hypotheekbanken ook landbouwcrediet zouden moeten kunnen geven, en onder welke voorwaarden en garanties. Daarop werd geantwoord, dat er geen bezwaren tegen zouden bestaan, dat een goed georganiseerde en voldoend financieel krachtige hypotheekbank zich ook met het helpen van den landbouwer zou bezig houden. En op de vraag of de Boerenleenbanken haar werking ook zouden moeten uitstrekken tot het hypothecair ere* diet (langloopend crediet), of dat zij zich op het nor* male terrein van landbouwcrediet (bedrijfscrediet) zou* den moeten houden, luidde het antwoord, dat de Boe* renleenbankorganisaties, als zij beschikken over een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1929 | | pagina 17