1842
ingrijpen noodzakelijk, wil de bevolking niet met den
dag meer onsympathiek komen te staan tegenover de
ambtenaren van den fiscus.
Ik heb verleden jaar reeds, Mijnheer de Voorzitter
duidelijk genoeg gezegd, en ik herhaal dat nu, dat ik
er niet het minst bezwaar tegen heb, dat de aangifte
der contribuabelen wordt gecontroleerd, maar tegen
dergelijke plagerijen, als zich hier in sommige streken
van ons land voordoen, kom ik als volksvertegenwoor»
diger ten sterkste op, en ik vertrouw, dat de Minister
in deze niet zal aarzelen in te grijpen en een einde te
maken aan dergelijke ongewenschte toestanden, waar»
door aan bona fida instellingen en personen noodeloos
ongerief en moeilijkheden worden veroorzaakt.
Hierop antwoordde de heer de Geer, Minister van Fi»
nanciën:
Het andere punt, door den heer Fleskens besproken,
betreft de informaties, die worden ingewonnen bij de
banken, naar aanleiding van de dividend» en tantième»
belasting. De heer Fleskens meent, en ik heb verleden
jaar gezegd, dat ik het volkomen met hem eens ben
dat men niet bij de banken andere onderzoekingen mag
doen, dan om te controleeren de aangifte voor de divi»
dend» en tantièmebelasting en dus niet om daar te con»
troleeren de aangifte van de cliënten van de bank en
daar inzage te krijgen van hun rekening»courant.
De heer Fleskens heeft gevraagd: wordt de lijn, die
door u het vorige jaar is uitgestippeld, wel gevolgd? Ik
heb hier bij mij aanschrijvingen van 1928 aan een nieuwe
groep ambtenaren, die door de fusie der diensten voor
het eerst met deze zaak in aanraking zijn gekomen, en
die ook thans weer in dezen zin zijn geïnstrueerd, gelijk
vroeger de andere ambtenaren. Deze lijn blijft dus ge»
volgd. Intusschen is het wel voorgekomen, en dat zal
misschien de klacht zijn, waarop de heer Fleskens doelt,
dat bij een bank is gevraagd een afschrift van de reke»
ning»courant van een bepaalden cliënt, echter op ver»
zoek en met machtiging van dien cliënt zelf. Het komt
mij aanvankelijk voor, dat zelfs dit niet noodig was, daar