1838
land* en tuinbouw zou willen gaan toeleggen. Dat is er
volkomen naast.
Ik meen dus, Mijnheer de Voorzitter, hier de perti*
nente vraag te mogen stellen, wat de gedachten van den
Minister van Financiën hierover zijn, en of hij het niet
met mij eens is, dat de Nederlandsche Middenstands*
bank in dezen op het verkeerde pad is. En als Zijn
Excellentie, zocals ik niet betwijfel, aan mijn zijde staat,
dan durf ik ook vertrouwen, dat hij den weg zal weten
te vinden, om de directie der Nederlandsche Midden*
standsbank in het rechte spoor te doen houden.
De heer van den Heuvel zeide:
Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch een opmerking te
maken naar aanleiding van hetgeen gisteren door den
heer Fleskens is gezegd betreffende de werkwijze van de
middenstandsbanken. Hetgeen hij daarover in het alge*
meen gezegd heeft zou ik kunnen onderschrijven, omdat
ik ook van oordeel ben, dat deze banken goed doen zich
te beperken tot haar eigen taak, nl. de verzorging van
het middenstandskrediet. Omdat ik evenwel vrees, dat
de Minister bij het antwoord geven zich te nauw zou
aansluiten bij den heer Fleskens, wil ik opmerken, dat
deze middenstandsbank, zooals die nu bestaat, is een
combinatie van de R.=K. middenstandsbanken in Lim*
burg, de Centrale Bankvereeniging voor den midden*
stand en de Boazbanken. Nu zijn deze laatste banken
altijd werkzaam geweest, zoowel voor het middenstands*
krediet als voor het landbouwkrediet; bij dit lichaam
waren 50 banken aangesloten en op een paar na, die in
de groote steden gevestigd zijn, verzorgen zij, ieder in
haar plaats, zoowel het landbouwkrediet als het midden*
standskrediet. Al zal nu voor de toekomst en voor de
vestiging van nieuwe relaties de beperking worden aan*
gelegd, dat zij alleen het middenstandskrediet hebben
te verzorgen, het gaat niet aan om bestaande relaties
weg te nemen, omdat dit, vooral op de kleinere plaatsen,
de reden van bestaan van vele van die kleine bankjes
zou wegnemen.