1832
toename van het ledenaantal der Boerenleenbanken niet
alleen ontstaat door recruteering van nieuwe leden uit
de rijen van boeren en tuinders, die tot het lidmaatschap
der bank worden gebracht wijl zij de bank noodig
hebben om een crediet of een voorschot te kunnen
krijgen.
Als onze Boerenleenbanken alleen op die manier in
ledental zouden toenemen zouden wij niet aarzelen, dit
geheel verkeerd te noemen; integendeel er moet gezorgd
worden, dat onze Boerenleenbanken zooals ook in het
begin van hare werkzaamheid en gelukkig ook in de la*
tere jaren het geval was, steeds beheerscht blijven door
de gedachten van solidariteit en christelijke naasten*
liefde.
Deze Raiffeisengeest, zoo zouden wij hem willen noe*
men, brengt mede, dat juist degenen, die goed gesitueerd
zijn en dus ook niet behoeven te voorzien dat zij de bank
voor voorschotten of crediet noodig hebben, nochtans
door hun lidmaatschap de Boerenleenbank steunen.
Er zijn Boerenleenbanken, waar in dit opzicht wel ver*
betering wenschelijk zou zijn. Zeker, dit vordert van de
beheerders en kassiers werk en moeite, maar wij zijn er
van overtuigd, dat zij zich die moeiten en dat werk
gaarne zullen getroosten, omdat zij daardoor zorgen, dat
zij de banken even sterk, of zoo mogelijk nog beter en
sterker kunnen overdragen aan het nageslacht, dan zij ze
van hun voorgangers hebben overgenomen. Maar daar*
voor is voortdurende activiteit en voortdurend propa*
ganda voeren noodzakelijk. Het moet er bij onze Boeren*
leenbanken van komen, dat alle boeren en tuindersbe*
drijven in den kring der bank ook bij de Boerenleenbank
zijn aangesloten m. a. w. al degenen die op die bedrijven
hun bestaan vinden als eigenaar of pachter, hooren thuis
in onze Boerenleenbanken, onverschillig of zij gebruik
moeten maken van de voorschotbank of niet. Wij heb*
ben in verschillende nummers van onze Mededeelingen
reeds eenige middelen aan de hand gedaan om die voort*
durende propaganda zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
Wij wijzen daarvoor naar de Mededeelingen nr. 122 en