1827
en een bepaalde categorie grensgevabmiddenstanders
reeds jarenlang bestaat en zeer nauw is aangehaald, zal
er te meer reden zijn, om ons ook op een effectieve hulp
aan die soort van relaties toe te leggen; en te minder
reden, om ze door een te enge en stringente begrips*be*
paling van ons af te stooten.
Van begripsbepaling gesproken: toegegeven zij, dat
de grenzen soms vaag en moeilijk te onderscheiden zijn.
En niet alleen voor óns, want ook de Boerenleenbanken
schijnen er meermalen last van te ondervinden: fm*
mers, hoe zou het anders te verklaren zijn, dat ons her»
haaldelijk mededeelingen bereiken over het verleenen
van credieten door Boerenleenbanken aan:
kolenhandelaars, kruideniers, ijzerhandelaren, slagers,
bakkers, manufacturiers, enz.?
Zoolang deze credieten nog door de Boerenleenbanken
worden verstrekt en men daar met het verschil tusschen
landbouw* en (andere) middenstandsbedrijven zóóveel
moeite blijkt te hebben, en zulke slechte oogen heeft
voor scheidingslijnen, kan er ten aanzien van het in
bovenaangehaalde artikel weinig anders worden gezegd,
dan dat men ook hier den splinter in eens anders oog
wèl, doch den balk in eigen oog niet ziet.
Met dank voor de gastvrijheid,
W. C. POSTHUMUS MEYJES.
Naschrift van de Redactie.
De kwestie van Middenstandscrediet en Boerenleenbanken werd
door den heer Fleskens ter sprake gebracht in de Tweede Kamer.
Hij betoogde, dat het betreden van het terrein van het landbouw*
crediet door de Middenstandsbank onjuist moest geacht worden.
De heer van den Heuveldie zeer nauw bij de Middenstandsbank be*
trokken is, zeide naar aanleiding van de bemerkingen van den heer
Fleskens, dat „hetgeen hij daarover in het algemeen gezegd heeft,
zou kunnen onderschrijven, omdat spreker ook „van oordeel is, dat
„deze banken goed doen zich te beperken tot haar eigen taak, n.1. de
„verzorg,ng van het Middenstandscrediet." Verder deelde de heer
van den Heuvel mede, dat de Boazbanken, die ook door de Mid*
denstandsbank zijn overgenomen zich steeds hebben bezig gehouden
met middenstandscrediet en landbouwcrediet; deze bestaande relaties
kunnen zoo maar niet worden verbroken, maar hierbij zeide spreker
deze, in verband met de meening van den heer IF. C. Posthumus
J) In een volgend nummer zullen wij het daar gesprokene uit de
Handelingen der StatensGeneraal overnemen.