1805
de hand van den Hoofddirecteur der Nederlandsche
Middenstandsbank, den heer W. C. Posthumus*
Meyjes 1), eenzelfde gevoelen te kunnen beluisteren, als
in bovenstaande uiteenzetting is aangegeven.
In bedoeld artikel wordt met betrekking tot de ere*
dietverleening door de Middenstandsbanken gezegd:
dat men zich in de credietverleening heeft te bei
perken tot het werklijke middenstandscrediet, en
datgene, wat direct of indirect een zuiver midden
standsbelang dient.
En verder:
De Nederlandsche Middenstandsbank is
blijkens hare statuten en Reglementen gebonden
aan de beperking, dat zij zich in hare credietven
leening zal gaan bepalen tot het zuivere bedrijfs
crediet aan geen andere dan middenstandsbedrij
ven te verleenen.
Onder middenstandsbedrijven worden in ons Land
niet verstaan de bedrijven van land* en tuinbouw, en in
het verledene heeft dan ook geen enkele Middenstands*
bank zich op dat terrein bewogen.
Ook de heer PosthumusiMeyjes denkt in zijn artikel
blijkbaar ook enkel aan bedrijven van den handeldrij*
venden en industrieelen Middenstand, want hij haalt
de Boerenleenbanken aan als een model op haar gebied,
als hij schrijft:
Bij volkomen vereeniging van krachten echter kan
er een ongehoorde invloed en macht worden uit*
geoefend; men zie slechts naar de Roerenleenbaw
ken, die zich in een groote solidariteit onder de
boerenbevolking mogen verheugen; welke enorme
kapitalen zij weten te vergaren en welk een invloed
er van deze instellingen kan uitgaan.
Men mag dus wel zeggen dat de meening van den
Hoofddirecteur der Nederlandsche Middenstandsbank
deze is, dat de Middenstandsbank zich uitsluitend moet
1) Zie Finaneieele Bewapening. Meijerijsehe Courant van 27 en
29 October 1928.