1804 gekozen. Daardoor verkrijgt men Bestuurslichamen, die buitengewoon goed op de hoogte zijn van het vak, dat de leden der Boerenleenbanken uitoefenen, en daarom zeer goed in staat, om zoowel de credietbehoefte als de credietwaardigheid te beoordeelen van hen, die ben voorschot of crediet aanvragen. De voorwaarden, waaronder crediet gegeven wordt, zijn bij de boerenleenbanken gewoonlijk geheel andere, dan die, welke de Middenstandsbanken vorderen. Bij de Boerenleenbanken is het de persoonlijke borgstelling, bij de Middenstandsbanken zijn het zakelijke waarbon gen (hypotheek, onderpanden, verdisconteeren van wis* seis enz.) die de hoofdrol spelen. Ook de looptijd van het crediet is eene andere bij de Boerenleenbanken als bij de Middenstandsbanken, want al komt kortloopend crediet ook bij de Boerenleenbanken voor, toch worden de meeste credieten voor meerdere jaren verleend. De Besturen van Boerenleenbanken zouden zich op een zeer gevaarlijk terrein begeven, indien zij credieten gingen verleenén aan den handeldrijvenden en indus* trieelen middenstand; zij kunnen onmogelijk de crediet* behoefte en de credietwaardigheid van de tientallen ver* schillende ambachten en ondernemingen beoordeelen, en zij zijn niet voldoende boekhoudkundig onderlegd, om op boekenonderzoek met wat er noodzakelijk bij behoort te kunnen afgaan. De Middenstandsbanken daarentegen moeten een be* heer hebben dat voor hare bijzondere taak berekend is. Een goede bankdirecteur kan de financieele behoefte en draagkracht uit geheel andere factoren beoordeelen, dan zulks het Bestuur eener Boerenleenbank zou kun* nen. Maar de geheele inrichting van den landbouw en van de tuinderij, en vooral de eigenaardige behoefte aan crediet, zijn oorzaak, dat de Middenstandsbanken niet geëigend zijn om het crediet voor landbouw en tuinderij te verzorgen. Bovenstaande beginselen worden wel algemeen aan* genomen. En het deed ons veel genoegen in enkele artikelen van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1928 | | pagina 8