1789 gebreid. Daarom moeten de kosten betaald worden in den vorm van een zeker percentage, dat boven de ge* leende kwantiteit rijst wordt teruggegeven. Deze rente bedraagt tusschen de 25 en 35 percent. Voor de grootere desa's of dorpen is deze rente zoo hoog, dat in den loop der jaren de loemboengs over zeer groote hoeveelheden rijst en over hooge bedragen in geld kunnen beschikken, dat als reserve geldt, en dus voor eventueele verliezen kan dienen. In de kleinere dorpen daarentegen is vaak deze hooge rente niet vol® doende, om de hooge kosten te dekken. De loemboertg is een instelling van de desa of van het dorp, en wordt, evenals de desa®bank beheerd door eene Commissie, waarvan het desa®hoofd de Voorzitter is, en waarin ook eenige boeren (tani's) zitting hebben. Een bezoldigd schrijver doet de boekhouding en de controle berust, evenals bij de desa®banken, bij de Centrale Kas. Evenals bij de desa®banken bestaat er ook bij de loem® boengs een kleine inleg van de bevolking; deze speelt echter geen rol, want bij meer dan een millioen leeners bedroeg de totale inleg in 1927 slechts 10.000 pikols padi en 9.500.—. Het aantal loemboengs is in de laatste jaren sterk ver® minderd; van 10.858 in 1917 daalde dit cijfer in 1926 tot 6.184. Men hoort wel eens beweren, dat deze vermindering haar reden vindt in de voortschrijding van de geldhuis® houding bij de inlandsche bevolking, zoodat het loem® boengbedrijf langzaam maar zeker ten doode zoude ge® doemd zijn. Het laatste Jaarverslag der Centrale Kas (1927/28) echter, zegt dat de juistheid van deze vaak verkondigde meening nog niet uit de loemboeng®statistieken kan wor® den gelezen. Het aantal opgeheven loemboengs wordt telken jare kleiner en betreft steeds de zwakkere, kleinere loem® boengs, zoodat de meest kapitaalkrachtige overblijven. In de jaarverslagen van verscheidene ambtenaren

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1928 | | pagina 9