1770 Het Volkscrediet in Nederlandsch-Indië. III. (Vervolg van bl. 1722 en 1755) Desa-banken. Renten standaard Op bl. 1761 hadden wij vermeld, dat bij de oprichting eener desa*bank de rente gewoonlijk op 3 a 4% per maand werd bepaald, welke geleidelijk werd verminderd. In 1920 werd gewoonlijk nog 30% betaald, en waren er gevallen, dat nog 50% moest betaald worden, wan* neer het kleine leeningen betroffen, die veel admini* stratie kosten. In volgende jaren kwam er vermindering van den rentestandaard. In 1925 bedroeg de rente van het gemiddeld uitstaand bedrag 16.2% en in 1926 15.9%. Voor nieuwe leeningen bedroeg in 1926 de hoogste rente 16%; 15% werd veelvuldig gevraagd; maar er waren toch reeds banken, die niet meer dan 12%, zelfs één enkele, die 10% berekende. De mededeeling, op bl. 1761 gedaan, dat de gemiddelde rente in 1925 8.3% en in 1926 7.6% betrof niet de rente bij de desa*banken. Winst. Na de betaling van de onkosten, wordt hetgeen door de Desa*bank verdiend is, als winst beschouwd. Een gedeelte hiervan wordt onder de aandeelhouders ver* deeld; gezien het kleine bedrag aan aandeelen, is dit bedrag zeer gering. Het overige dient tot het vormen van een reservefonds, dat gewoonlijk al spoedig aan* groeit. Er dient naar gestreefd te worden, dat het eigen kapitaal aandeelenkapitaal plus reserve de helft bedragen van het kapitaal, dat benoodigd is, om voor* schotten te geven. Uitbreiding en Werking. Men staat verbaasd over de uitbreiding, die de desa* banken in korte jaren hebben gekregen. Een der groote

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1928 | | pagina 6