1769 iemand, die penningmeester was van verschillende ver» eenigingen, schreef ons de Kassier eener Boerenleen» bank een briefje, waarvan wij den hoofdinhoud hier af* drukken: de boekhouding was in orde, doch alleen er was „een kastekort. Oorzaak als gewoon bij tegenslag zich „toeëigenen van kleinere bedragen, en dan bij kas» „controle de eene kas met de andere dekken. „Mijne Heeren, ik wil hier in geen geval de schuldigen „verschoonen, doch stel alleen de vraag: zou dit zoon „omvang hebben genomen indien kascontrole ook zon» „der voorkennis was geschied? „Ook wij kassiers der boerenleenbanken nemen dik» „wijls verschillende beheersfunctie's waar, en zou het „niet in ons groot belang zijn dat verschillende kassen „op ongeregelde tijden zonder voorkennis werden na» „gezien, door een bestuurslid. „Nu weet ik wel dat hoogst zelden bij een kassier „eener bank fraude wordt geconstateerd, doch wanneer „door dezen maatregel slechts één huisgezin op de 10 „jaren voor schande wordt gevrijwaard, zal het toch zijn „nut hebben. En een blijk van wantrouwen bij algemee» „nen maatregel kan het toch ook niet zijn." Wij meenen dit schrijven van een onzer flinke en degelijke Kassiers in de volle aandacht van de beheer» ders te mogen aanbevelen; wij zeggen „beheerders", want wanneer de Raad van Toezicht weet, dat behalve de wegens art. 26. 6° der Statuten verplichte maande» lijksche controle, onverwachte kasopname meermalen door het Bestuur gebeurt, behoeft hij zelden of nooit van deze bevoegdheid gebruik te maken. 3. Om het mogelijk te maken, dat niet de geheele Raad van Toezicht samen behoeft te komen, om eene kasopname te verrichten of boeken in te zien, is hier de bepaling gemaakt, dat dezelfde bevoegdheid wordt toe» gekend aan den President, aan twee leden, en zelfs aan één lid, maar dan moet dit door den Raad zelf daartoe gemachtigd zijn. Deze bevoegdheid berust dus niet bij één enkel lid, tenzij dit lid President van den Raad van Toezicht is, of door dezen Raad is gemachtigd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1928 | | pagina 5