1777
De toename der spaargelden bij de Boeren
leenbanken in Duitschland.
Toen de inflatietijd in Duitschland afgeloopen was,
en de Mark weerom werd gestabiliseerd, kreeg men
voor één billioen oude Marken (1.000.000.000.000) de
somma van één nieuwen Reichsmark, die de vroegere
waarde van 60 Nederlandsche centen had.
Op dat oogenblik hadden de Boerenleenbanken of de
Span und Darlhenkassen, zooals deze in Duitschland
genoemd werden, zoo goed als geen inlagen.
Maar weldra kon de Duitsche spaarzin toch weer be*
ginnen, en de inlagen der Boerenleenbanken namen
spoedig toe. Het Reichsverband, waarbij ongeveer 2/s der
boerenleenbanken zijn aangesloten, heeft een nauwkeus
rige statistiek uitgegeven, waaraan het volgende is onts
leend:
Het totaal aantal spaargelden van de bij het Reichs
verband aangesloten boerenleenbanken bedroeg op:
31 December 1924 125.500.000 Mark
1925 322.900.000
1926 584.500.000
1927 753.800.000
1 Juli 1928 871.700.000
Om een vergelijking met den toestand van vóór den
oorlog te kunnen maken, dient men te weten, hoeveel
destijds in de Boerenleenbanken bij dit Reichsverband
aangesloten was belegd.
Den 31 December 1913 bedroeg dit 1.575.000.000 Mk;
Den 1 Juli 1928 bedroeg dit 871.700.000 Mk
dat is ruim 55% van het bedrag in 1913.
Maar einde December 1913 ging de statistiek maar
over 9.328 Boerenleenbanken, tegen thans over 13.018.
Zoodat gemiddeld in 1913 iedere Boerenleenbank een
bedrag aan spaargelden had van 169.000 Mk. en op 1 Juli
1928 van 66.965 Mk., dat wil dus zeggen, dat thans 39%
van het in 1913 aanwezige spaargeld in de Boerenleem
banken belegd is.