1760
kenis. De Desa=man vertoont nog weinig spaarneiging,
en wenscht buitendien niet, dat het desa=bestuur kennis
draagt van zijn besparingen.
Maar het is de Desa of gemeente zelf, die verschillende
harer fondsen in de desa*bank belegt, en verder kan zij
het benoodigde geld leenen bij de afdeelingsbanken, die
op hare beurt geld van de Centrale kas kunnen leenen.
Aan wie wordt uitgeleend?
Aan iederen vertrouwbaren inlandschen ingezetene,
die in de desa woonachtig is, kan worden uitgeleend.
Het hoofddoel immers van het volkscrediet is het tegen*
gaan van den schandelijken woeker, die door inlanders,
Chineezen en Arabieren wordt gedreven. Daarom wordt
niet enkel aan landbouwers en handelaren, maar aan
iederen vertrouwbaren man geleend, die geacht wordt
hoofdsom en rente te kunnen terugbetalen.
Door het Bestuur der Bank wordt eene lijst aangelegd
van personen, die in aanmerking komen, om crediet te
ontvangen; deze lijst wordt meermalen herzien en aan*
gevuld.
Gewoonlijk worden slechts als leeners toegelaten per*
sonen, die niet gemakkelijk uit de desa kunnen vertrek*
ken, n.1. de erfbezitters en degenen, die er een ambacht
of handel uitoefenen.
Degenen, die als leener worden toegelaten moeten in
een Register „teekenen". Dat teekenen bestaat in het
stellen van een duimafdruk.
In de bepalingen van de Desa*bank vinden wij ver*
meld: „Door het stellen van zijn duimafdruk onderwerpt
„de toegelaten leener zich onherroepelijk aan de bepalin*
„gen van de desa*bank=reglementen en voorschriften.
„Tevens verplicht hij zich naar vermogen er toe mede te
„werken, dat zijn medeleeners hunne verplichtingen
„jegens de bank nakomen."
Wijl de bank eene gemeentelijke bank is, en er onder
de bewoners eener desa, zooals we boven zagen, eene
groote solidariteit heerscht, kan deze laatste bepaling
wel van eenigen invloed zijn op den goeden gang eener
bank.