1744 Amsterdam telt tenminste wel 200 van dergelijke geld* schieters. Tot den kleinen woeker behoort ook nog het bedrijf van lieden die geld uitleenen op onderpand van pandbewijzen der Bank van Leening, in wezen, omdat geen bewijs van de beleening wordt afgegeven, een clandestien beleenbedrijf; formeel heet het te zijn koos pen met recht van wederinkoop der pandbewijzen. De grootste dezer geldschieters bracht het tot een omzet van ongeveer 10.000 per maand met een rentesonts vangst van 1500 a 2000 per maand. In den allerlaats sten tijd wordt door de directie der Bank van Leening dit bedrijf zooveel mogelijk en met succes tegengewerkt. Volledigheidshalve worden ten slotte vermeld de pars ticuliere banken van leening (pandhuizen), zonder dat daarmede deze inrichtingen, welke haar bedrijf krachs tens de Pandhuiswet 1910 uitoefenen, als woekersinrichs tingen mogen worden aangemerkt. Amsterdam telt thans nog 10 pandhuizen, voor het meerendeel gevestigd in de Jordaan; het totaal aantal door haar beleende panden bedraagt ongeveer 400.000 per jaar, waarvan ongeveer 70 pCt. zoogenaamde weeks panden zijn. De commissie komt aan het einde van haar uitvoerig rapport tot de volgende conclusies: 1. in het leven worde geroepen een „Stichting" tot ops richting waarvan instellingen en vereenigingen en de Gmeeente, indien zij tot deelneming aan de oprichting bereid is, samenwerken. Hoofddoel van deze stichting is te bewerkstelligen, dat op betere wijze, dan tot nog toe, zal kunnen worden voldaan aan werkelijk bestaande behoefte tot het leenen van betrekkelijk kleine geldsommen zonder kapitaals krachtige borgen. Aan deze stichting worde tevens opgedragen het sparen door de bevolking te bevorderen; 2. vastgesteld worde een Gemeentelijke strafverordes ning tegen het woekerbedrijf, volgens het door de com= missie ontworpen concept. Tegen de euvelen voorkomende bij het koopen op afs

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1928 | | pagina 12