1653
grondbezit en grootbedrijf gedaan. Wel scherp teekenr
de resoluutheid waarmee in de agrarische regionen de
ontwikkeling van het grootbedrijf gewelddadig werd
onderdrukt, zich af bij de onbewogenheid, waarmee de
wetgever zich plaatst tegenover de industrieele bedrijfs;
verhoudingen.
De klachten, die rezen over de booze praktijken van
de industrieele magnaten, die zich in trusts of kartels
vereenigden, zijn vele, maar wettelijke maatregelen, die
de kartelleering en trustificatie tegengaan, zijn luttel in
getale. Trustwetgeving en kartelwetgeving zijn in
Europa vrijwel onbekende grootheden. Duitschland
kreeg in 1923 zijn kartelwet en Noorwegen volgde in
1926 het Duitsche voorbeeld na, maar vergelijkt den
soepelen inhoud harer wetgeving met den radicalen
geest van het agrarisch opruimingswerk en men komt
onder den beslisten indruk van de ongekende forsch;
heid, waarmee de agrarische politiek werd doorgezet
Is die geest te prijzen? Zeer saamgesteld is het com
plex van oorzaken, dat den kamp tegen grootgrondbezit
deed voeren met zóó ongekenden exponent van kracht
Ergernis over de misbruiken van kortzichtige groot;
grondbezitters was een oorzaak; nationale overwegim
gen gaven in sommige landen als Tsjecho;Slowakije en
Polen den doorslag; de landhonger deed tot gewaagde-
proefnemingen overgaan; vijandschap tegen conserva;
rieve reactie, waarvan de belichaming in den groot
grondbezitter werd gezien, was eveneens leidend motief
in den strijd; vooral ongezonde democratische bevlie=
ging eischte, dat in naam van de gelijkheid, vrijheid en
broederschap nivelleering in grondbezit en grondgebruik
kwam.
Tot hiertoe bleef onvermeld één land, het merkwaar;
digste van alle: Rusland. Belangrijk is de plaats, die
sinds jaren het agrarisch probleem in dit onmetelijk
gebied heeft ingenomen.
De opheffing der lijfeigenschap in 1861 brak wel de
macht van het grootgrondbezit, maar bracht toch niet
de gewenschte oplossing. Te veel macht werd gelegd in
banden der dorpsgemeenschap, de Mir, die in den eigen;